Wiktionary:WikiProjekt Nederlandsk/Manglende artikler
- Top 1.000 (Nederlandsk)
aan — aanhouden — aankijken — aankomen — aansnijden — aantrekken — de aardappel — aardig — aardig vinden — achter — achter- — de achternaam — het adres — de advocaat — afscheid nemen — afsluiten — de afspraak — al — de alcohol — alcoholisch — alle — alleen — alles — als — alsjeblieft — altijd — Amerika — de Amerikaan — Amerikaans — de Amerikaanse — andere — het antwoord — het antwoordapparaat — antwoorden — de apotheek — de appel — april — de arm — de arts — augustus — de auto — de autogarage — de avond — het avondeten de baan — de badkamer — de bagage — de bal — de balpen — de band — de bank — het bankbiljet — het bed — de bediening — de bedrijfsleider — de bedrijfsleidster — het been — het begin — beginnen — beide — belangrijk — beleefd — de Belg — België — Belgisch — de Belgische — bellen — beloven — beneden — de benedenverdieping — de benzine — bepaald — de berg — het bericht — de beste — betalen — bevallen — bewolkt — de bezichtiging — bezig — het bezoek — bezoeken — het bier — bij — bijna — Binnen! — de binnenstad — de bioscoop — de bladzijde — blauw — blijven — de bloem — de blouse — het boek — boeken — boodschappen doen — de boom — de boot — het bord — het bos — boven — braaf — branden — de brasserie — breed — breken — brengen — de brief — de bril — de Brit — (de) Britse — de broek — de broer — het brood — het broodje — de brug — bruin — de buik — buiten — de buitenlander — (de) buitenlandse — de bus — de bushalte het cadeau — de camera — de centimeter — de chef — de cheffin - de cheque — de chocolade — communiceren — de computer — het concert — contant — de creditcard — de cursus daar — de dag — Dag! — dan — Dank u! — dat — de datum — de — december — denken — de deur — deze — dezelfe — dichtgaan — die — het dier — dijk — dik — het ding — de dinsdag — de dochter — doen — de donderdag — donker — door — doorbrengen — het dorp — dorstig — de douche — douchen — draaien — dragen — de drank — drinken — droog — de drug — de/het duin — Duits — Duitse — Duitsland — duren — dus — de duur — duwen echt — een — een beetje — een e-Mail schrijven — een of ander — eens — eenvoudig — een wandeling maken — eerst — eerste verdieping — het ei — het eiland — het einde — elektrisch — elk — elkaar — elkaar leren kennen — elkaar treffen — elke — en — het Engels — de enkele — er — eraan denken — erg — er is — eruitzien — het eten — Europa — de Europeaan — Europees — de Europese — het examen — extra fantastisch — februari — de feestdag — de fiets — de film — de firma — de fles — de fooi — het formulier — de foto — het fototoestel — de fout — de Française — Frankrijk — Frans — de Fransman — het Fries — de friet — het fruit gaan — gaan kamperen — gaan wandelen — gaan zitten — gaan zwemmen — de garage — de gast — gauw — gebeuren — het gebouw — gebruiken — geel — geen — het gehakt — gehandicapt — geïnteresseerd — het geld — geleden — geloven — geluk hebben — gelukkig — gemakkelijk — het gesprek — het getal — het gevaar — geven — geweldig — gezellig — het gezin — gezond — de gids — gisteren — het glas — goed — goed bij eklaar passen — Goedemorgen! — Goedenavond! — Goedendag! — goedkoop — de graad — graag doen — Graag gedaan! — het gram — het gras — de griep — groen — de groente — de groep — groot — Groot-Brittannië — de grootouders — gunstig — het haar — halen — half — de ham — de hand — de handdoek — de handtas — de haring — hartelijk gefeliciteerd! — de haven — hebben — heel — heet — helaas — helemaal — de helft — helpen — hem — het hemd — de herfst — herhalen — herstellen — het — Het is om het even. — het liefst — hetzelfde — de heuvel — hier — hij — de hobby — hoe — Hoe gaat het? — de hoek — de hoest — hoeven te — hoewel — Hoe zou het zijn om … — Hollands — de hond — hongerig — het hoofd — de hoofdpijn — hoog — hoogstens — de hoop — hopen — horen — het horloge — het hotel — houden — houden van — het hout — het huis — hun — huren — iedeeren — iemand — iets — ik — in — inchecken — in de buurt — in de namiddag — de informatie — ingang — in orde — in de plaats van — instappen — intelligent — interessant — internationaal — het internet — internetten — invullen — Italiaan — Italiaans — Italiaanse — Italië — ja — het jaar — het jaargetijde — januari — de jas — je — jij — jong — de jongen — jou — jouw — juist — juli — jullie — juni — de jurk — de jus — de kaas — de kamer — de kant — kantoor — kat — kelner — kennen — de kerk — Kerstmis — de keuken — het kilo — de kilometer — het kind — de kip — de klas — klein — het kleingeld — de kleren — de kleur — kloppen — de koe — het koekje — koel — de koelkast — de koffer — de koffie — koken — komen — de kop — kopen — kort — koud — de krant — krijgen — kunnen — de kunst — de kust — kwaad — de kwitantie — laatLaat ons … — laatste — lachen — het lam — de lamp — het land — het landen — de landkaart — lang — langs — langzaam — laten — de laten zien — later — het lawaai — leeg — leer — het legitimatiebewijs — lelijk — lenen — de lente — de lepel — de leraar — de lerares — leren — leuk om u te leren kennen — leven — de levensmiddelen — lezen — het licht — lief — de liefde — liegen — de lift — links — lopen — de lucht — de luchthaven — de maag — de maaltijd — de maand — maandag — maar — maart — de maat — de machine — de man — de markt — het medicijn — meedelen — het meer — de meeuw — mei — het meisje — de melk — de meneer — de mens — de mensen — de menukaart — het mes — met — het metaal — de meter — de mevrouw — het middageten — midden — middernacht — mij — mijn — minstens — de minuut — misschien — misselijk — het mobieltje — moe — de moeder — de moedertaal — moeilijk — moeten — mogen — het moment — de mond — mooi — de morgen — de mug — het museum — de muziek — na — de naam — naar — naar beneden — naar buiten — naar huis — naast — de nacht — nadat — nadenken — de namiddag — nat — de natie — nationaal — de nationaliteit — Nederland — de Nederlander — het Nederlands — de Nederlandse — nee — neerzetten — nemen — nergens — nergens heen — niemand — niet — niets — nieuw — nieuwjaar — het nieuws — nodig hebben — nog — noog eens — nooit — noordelijk — het noorden — nou — november — nu — het nummer — of — oktober — de olie — om — omdat — om … heen — omlaag — onder — ondertekenen — het ongeval — ongeveer — ons —het ontbijt — onze — het oog — ook — de oom — het oor — oostelijk — het oosten — Oostenrijk — de Oostenrijker — Oostenrijks — Oostenrijkse — op — opbellen — open — opengaan — ophouden — opletten — opstaan — oud — de ouders — oudjaar — over — overal — het paar — het paard — het pak — pakjesavond — het papier — de paraplu — Pardon! — het park — de parkeergarage — de parkeerplaats — de party — pas — Pasen — het paspoort — passen — pech hebben — de peper — het perron — de persoon — persoonlijk — de pijn — pijn doen — de pindakaas — de plaats — het plan — het plezier — de politie — het pond — de portefeuille — de portemonnee — de post — de postkaart — het postkantoor — de postzegel — het potlood — praten — precies — de prijs — privé — proeven — het programma — proost! — het raam — de radio — de receptie — rechts — de regen — regenen — de reis — de reisgids — de rekening — repareren — reserveren — het restaurant — het rijbewijs — rijden — de Rijn — de rivier — roepen — de rok — roken — de roman — de rondrit — rood — het rooster — de rug — de ruimte — het rundvlees — rustig — samen — 's avonds — het schaap — de schaats — schenken — het schip — schoen — de school — schoon — het schoteltje — schrijven — de seconde — september — sinds — de sla — de slaapkamer — slank — slapen — slecht — slechts — de sleutel — sluiten — Smakelijk! — smaken — 's morgens — de sms — 's nachts — de snackbar — snel — de snelweg — snijden — de soep — de soort — Sorry! — Spaans — de Spaanse — de Spanjaard — Spanje — spel — spellen — de spoorboekje — de sport — spreken — spullen — staan — de stad — het stadscentrum — de stadsplattegrond — het station — de steak — sterven — stil — de stoel — het stoplicht — de straat — het strand — de streek — de stroom— de student — de studente — het stuk — sturen — de suiker — super — de supermarkt — de taal — de taart — het tablet — de tafel — tamelijk — de tand — de tandarts — de tante — de tas — de taxi — te— de tegen — te laat — de telefoon — de televisie — tellen — de temperatuur — het tennis — ten westen — terug — terugbellen — terugkomen — terugkrijgen — terugleggen — terugplaatsen — terwijl — te vroeg — te weten komen — het theater — de thee — thuis — het ticket — de tijd — tijdens — het tijdschrift — de toast — toch — het toegangskaartje — toen — de toerist — de toeriste — het toilet — de top — Tot kijk! — Tot ziens! — de tram — de trap — treffen — de trein — trekken — de trui — tuin — de tulp — tussen — u — uit — uitchecken — uitdoen — uitgaan — de uitgang — uitkiezen — uitleggen — uitnodigen — uitstappen — de uitzending — uitzoeken — de universiteit — het uur — uw — vaak de — vader — de vakantie — vallen — van — vandaag — varen — het varkensvlees — veel — het veerboot — ver — veranderen — vergeten — het verhaal — de verjaardag — verkeerd — verkopen — de verkoudheid — verleden — verliezen — het verschil — verschillend — verschrikkelijk — verstaan — vertalen — vertellen — het vertrek — de verwarming — verwonden — de verzekering — vinden — de vinger — de vis — Vlaams — het vlees — de vlieg — vliegen — het vliegticket — het vliegtuig — de vlucht — de voet — de voetbal — de vogel — vol — volgen — volgend — voor — voor- — vooraan — voordat — het voorjaar — de voornaam — voorzichtig — Voorzichtig! — de vork — de vraag — — vragen — vreselijk — de vriend — vriendelijk — de vriendin — de vrijdag — vroeg — vroeger — de vrouw — de vrucht — vuil — de vulpen — het vuur — waaien — waar — waarnaartoe — waarom — wachten — de wagen — wakker worden — wandelen — wanneer — want — warm — wassen — wat — Wat een … — het water — Wat is er ? — Wat zegt u? — de week — het weekend — weer — weg — wegens — weinig — wekken — welk/welke — Welkom! — de wereld — het werk — werken — het westen — weten — wie — wij — de wijn — willen — de wind — winderig — de winkel — de winter — wisselen — het wisselgeld — wit — woedend — de woensdag — de wol — wonen — de woning — de woonkamer — het woord — het woordenboek — worden — de worst — de zaak — zacht — de zak — zand — ze — de zee — zeggen — zeker — Zeker! — zelden — zelf — zelfs — zetten — zich aankleden — zich bevinden — zich haasten — zich herinneren — ziek — het ziekenhuis — de ziekenwagen — ziekte — zij — zijn — zitten — zo — zodat — zoet — de zomer — de zondag — zonder — zonnig — de zoon — zorgen — zou — zouden — het zout — zuidelijk — het zuiden — zulk — zullen — de zus — zuur — zwaar — zwart — de Zwitser — Zwitserland — Zwitsers — de Zwitserse