Spring til indhold

terugbellen

Fra Wiktionary

Nederlandsk

Etymologi

terug +‎ bellen

Udtale

Verbum

terugbellen

  1. at ringe tilbage

Bøjning

Lang tillægsform terugbellend
Førnutid hebben teruggebeld
Bydemåde bel(t) terug
ik jij/je, u hij, zij/ze, het wij/we, jullie, zij/ze
Nutid bel terug belt terug belt terug bellen terug
Datid belde terug belde terug belde terug belden terug

Kilder